Annes mooie-zinnen boek

Wat veel lezers van het dagboek van Anne Frank niet weten, is dat Anne ook een speciaal ‘mooie-zinnen boek’ had, zoals ze het zelf noemt (dagboek, 18 april 1944). Anne schreef daarin teksten over uit boeken die ze in het Achterhuis las.

Het is haar vader die haar op het idee brengt om 'mooie zinnen’ uit boeken over te schrijven, ter  inspiratie en overdenking. Wat zeggen die zinnen over Anne?

Op de titelpagina noteert Anne '14 augustus 1943'. Een interessante datum, want dat is ook juist de maand waarin ze begint met het schrijven van korte verhalen. Maar Anne is al eerder begonnen met het overschrijven van teksten, want het eerste stuk dateert ze op 'juni 1943'. De laatste 'mooie zin' die Anne overschrijft, dateert ze krap een jaar later, op 2 juli 1944, een maand voor de arrestatie van de onderduikers. De boeken krijgt ze van de helpers, die vaak bibliotheekboeken meenemen voor de onderduikers.

Een mix

De term 'mooie-zinnen boek' dekt de lading niet echt, want het is een mix van zeer korte en lange teksten - soms ook gedichten - die Anne overschrijft uit boeken, aangevuld met eigen spreuken en commentaren.  Een aantal keren meldt Anne in haar dagboek dat ze een bepaald boek leest, waaruit ze mooie zinnen overschrijft, bijvoorbeeld de Nederlandse versie van The Forsyte Saga van John Galsworthy en biografieën van Galileï en Liszt.  Naast teksten in het Nederlands zijn er ook teksten te vinden in het Duits (Goethe, Shakespeare) en Engels (Oscar Wilde). 

God

Met het eerste stuk zet Anne een opvallende toon. Ze schrijft een flink stuk over uit het boek Het Lied der Duisternis van de Amerikaanse schrijfster Alice Bretz. In dat boek beschrijft Alice Bretz hoe ze plotseling blind werd en hoe ze een manier vond om daarmee te leven. Ze had veel steun aan haar geloof. De laatste zin die Anne overschrijft luidt: 'Ja, er is veel kwaad en smart en ongeluk in de wereld, maar er is ook Gods vriendschap.' In haar dagboek schrijft Anne over de tweede helft van 1943: 'Ik werd bakvis, werd volwassen naar lichaam en m'n geest onderging een grote, zeer grote verandering, ik leerde God kennen!'

Steun

Anne had in het Achterhuis veel steun aan God. 'Zonder God was ik allang in elkaar gezakt. Ik weet dat ik niet veilig ben, ik ben bang voor cellen en concentratiekampen, maar ik voel dat ik moediger geworden ben en in Gods armen lig!' Wellicht dat vooral daarom het verhaal van Alice Bretz Anne zo aansprak. In Annes mooie zinnen zijn meer citaten te vinden over God en religie. Zo neemt ze uit Hongaarse Rhapsodie, een biografie van Liszt geschreven door Zsolt Harsanyi, de volgende zinnen over: 'De hele wereld als schepping van God te onderzoeken en te erkennen, dat is wetenschap. De hele wereld in haar delen als Gods schepping weer te geven, dat is kunst.'

‘Het fijnste van alles vind ik nog dat ik dat wat ik denk en voel tenminste nog op kan schrijven, anders zou ik compleet stikken.’

Schrijven of stikken

In de extreme situatie in het Achterhuis ontdekt Anne haar talent en passie voor het schrijven. Annes 'mooie zinnen' kunnen in dat licht gezien worden als inspiratiebronnen. Een citaat dat Anne overneemt gaat specifiek over schrijven. Het is een passage uit het boek Het eeuwige lied van F. de Clercq-Zubli. 'Weet je nog, wanneer je begon te schrijven? Ook immers toen je in die moeilijke tijd van je doof worden zo heel diep geestelijk had ingeademd. Toen moest je je uiten, al was 't alleen maar om jezelf duidelijk bewust te worden, van wat er in je omgegaan was. Trouwens elk waarachtig boek is de poging van een mens om klaarheid te krijgen in zijn eigen gedachten. In een waarachtig boek schrijft een schrijver zichzelf vrij.' Anne zal zich hierin ongetwijfeld herkend hebben. Zelf verzucht ze op 16 maart 1944: 'Het fijnste van alles vind ik nog dat ik wat ik denk en voel tenminste nog op kan schrijven, anders zou ik compleet stikken.'

Anne = Rea

In het ‘mooie-zinnen boek’ duikt bij een aantal teksten de naam 'Rea' op. Bijna uitsluitend bij Annes eigen teksten. Soms gaat het daarbij om teksten die Anne eerder in haar dagboek heeft opgeschreven. In haar dagboek schrijft Anne bijvoorbeeld op 7 maart 1944: 'Dan denk ik niet aan al de ellende, maar denk aan het mooie dat nog overblijft. En dat is ook het verschil tussen Moeder en mij. Haar raad voor zwaarmoedigheid is: "Denk aan al de ellende in de wereld en wees blij dat jij nog leeft."Mijn raad is: "Ga naar buiten naar de velden, de natuur en de zon, ga naar buiten en probeer het geluk in jezelf en God te hervinden; denk aan al het mooie wat er in en om jezelf nog overblijft en wees gelukkig!"' Dat wordt eind maart in haar mooie-zinnen boek ingekort tot: 'Wat helpt het als je in al je ellende, nog aan meer ellende denkt? Denk aan mooie dingen en denk eraan wat je nog voor moois overhoudt! Rea.'  Uit Annes dagboek blijkt dat zij zichzelf 'Rea' noemde.

Pennekinderen

Anne heeft zelf nergens een reden gegeven voor 'Rea'. Ze noemt haar korte verhalen 'pennekinderen'. Als we die gedachte doortrekken naar haar mooie zinnen, dan kan haar keuze op Rea gevallen zijn vanwege haar voorliefde voor Griekse en Romeinse mythologie. In de Romeinse mythologie was Rea (Rhea) Silvia de moeder van Romulus en Remus, in de Griekse mythologie was Rea of Rhea, de godin van vruchtbaarheid en moederschap. Mogelijk beschouwde Anne haar eigen mooie zinnen ook als haar ('penne') kinderen.

Lees meer over Annes Pennekinderen

Dood

Veel citaten hebben te maken met het thema 'dood'. Voor Anne was dit thema alom tegenwoordig. De oorlog maakte dagelijks slachtoffers en de onderduikers gingen er zondermeer vanuit dat in het Oosten van Europa de dood op hen wachtte. Een van Annes eerste 'mooie zinnen' gaat over de dood. Uit de biografie van Byron van André Maurois neemt ze deze passage over: 'Vrede zij met de doden. Verdriet kan hen niet wekken; een zucht voor de overledenen, dan nemen we de saaie eentonigheid van het leven weer op, met de zekerheid dat ook wij ooit vrede zullen vinden.' Dat Anne zich ook met haar eigen dood bezighield blijkt ook uit haar dagboek. 'Ik ben nu zover gekomen', noteert ze op 3 februari 1944, 'dat het me niet meer veel schelen kan of ik dood ga of blijf leven, de wereld zal ook zonder mij verder draaien en ik kan me tegen deze gebeurtenissen toch niet verzetten.'

Hoop

De laatste mooie zinnen die Anne uit een boek overschrijft komen uit An ideal Husband van Oscar Wilde. Op 30 juni 1944 schrijft een trotse Anne in haar dagboek: 'Slecht weer of bad weather from one at a strech to thirty June [sic]. Is dat niet netjes, o zeker, ik kan al een mondjevol Engels; om dat te bewijzen lees ik «An ideal husband» met woordenboek!' De stemming in het Achterhuis is dan hoopvol. De geallieerden zijn geland in Normandië, 'vrienden in aantocht' jubelt Anne in haar dagboek. De onderduikers volgen de opmars van de geallieerden op de voet. Maar die opmars zou voor hen niet snel genoeg gaan. Een maand later wordt de schuilplaats ontdekt. De nazi’s voeren Anne en de andere onderduikers af naar de concentratie- en vernietigingskampen. Annes 'mooie-zinnen boek' blijft met haar dagboekpapieren en verhaaltjes achter in de schuilplaats.

Lees meer over de schrijfster Anne Frank