Zo werken de situatiekaarten
De kaarten kunnen uitstekend worden gebruikt tijdens een burgerschapsles. Op de kaarten staan herkenbare en alledaagse voorbeelden van vooroordelen, uitsluiting en discriminatie afgebeeld. De kaarten maken goed bespreekbaar welke vormen van discriminatie en vooroordelen in de maatschappij aanwezig zijn, en hoe studenten/leerlingen zich daartoe verhouden. Daarnaast krijgen studenten inzicht in de meningen en ervaringen van hun studiegenoten. Want wat voor de één een onschuldig grapje is, is voor de ander misschien wel een discriminerende opmerking. Juist door de perspectieven van anderen te leren kennen, wordt de horizon van de studenten verbreed.
Studenten werken in kleine groepjes en positioneren de beledigende en discriminerende situaties geïllustreerd op de kaarten. Met behulp van de situatiekaarten leren studenten beargumenteren ‘waarom’ zij bepaalde uitspraken niet zo erg of juist wel erg vinden. Daarna rangschikken de studenten de kaarten. Na ongeveer 20 minuten zijn de groepjes klaar. Bespreek dan de uitkomsten klassikaal. Ga het gesprek aan over waarom de groepjes deze verschillende indeling in ‘beledigend’ of discriminerend hebben gemaakt. Ook deze discussie duurt ongeveer 20 minuten. Sluit de werkvorm af door de opgedane inzichten te bespreken.