Anne krijgt haar eerste, rood-geruite dagboek voor haar 13e verjaardag, op 12 juni 1942. Het is iets dat zij erg graag wil hebben. Ze mag het van haar ouders zelf uitzoeken in een boekwinkel.
Op het voorblad schrijft ze: ‘Ik zal hoop ik aan jou alles kunnen toevertrouwen, zoals ik het nog aan niemand gekund heb, en ik hoop dat je een grote steun voor me zult zijn.’ Drie weken later, op 6 juli 1942, duikt Anne met haar ouders en zus Margot onder in het Achterhuis, de schuilplaats in haar vaders bedrijf aan de Prinsengracht in Amsterdam. Haar dagboek pakt ze als eerste in.
Het dagboek biedt Anne de steun die zij tijdens de onderduik zo hard nodig heeft. Schrijven is een manier om haar hart te luchten en ook om haar ambities te verwezenlijken. Ze wil een beroemd schrijfster of journaliste worden. De oproep van minister Bolkestein aan Nederlanders, 28 maart 1944 op Radio Oranje, om belangrijke documenten over de oorlog te bewaren, brengt Anne op een idee: ze wil na de oorlog een boek uitgeven over haar tijd in de schuilplaats. Een titel bedenkt ze ook: Het Achterhuis. Ze werkt hard. In vier maanden, tot de arrestatie op 4 augustus 1944, herschrijft Anne een groot deel van haar dagboek, laat teksten weg en schrijft ook veel nieuwe teksten. Ze beschrijft de periode van 12 juni 1942 – 29 maart 1944.
Vader Otto, die als enige van het gezin de oorlog overleeft, laat zijn dochters wens postuum in vervulling gaan. Het Achterhuis komt uit op 25 juni 1947, dit jaar 75 jaar geleden.