Samen met bondgenoten Italië, Bulgarije en Hongarije valt Duitsland op 6 april 1941 Griekenland en het Koninkrijk Joegoslavië binnen. Drie dagen lang bombardeert de Luftwaffe Belgrado, de hoofdstad van Joegoslavië. Op 17 mei geeft Joegoslavië zich over.
Delen van Joegoslavië worden bij Duitsland en zijn bondgenoten gevoegd. In het westen neemt Italië het zuiden van Slovenië en een strook langs de Adriatische kust. Duitsland bezet een stuk van Servië en neemt het noorden van Slovenië in, Hongarije een ander deel van Slovenië en van Servië. Bulgarije voegt Macedonië bij zijn grondgebied.
In een groot deel van Joegoslavië ontstaat een nieuwe staat: de Onafhankelijke Staat Kroatië. Dit land werkt samen met Italië en Duitsland. Het wordt bestuurd door de fascistische Ustašabeweging onder leiding van Ante Pavelić. Deze regering pleegt vreselijke oorlogsmisdrijven tegen Serven, Joden en Roma en Sinti.
Italië heeft in 1939 Albanië bezet en valt vanuit daar in oktober 1940 Griekenland aan. Omdat Griekenland te sterk blijkt voor Italië, komt Duitsland te hulp in april 1941 via Joegoslavië en Bulgarije. In mei landen Duitse parachutisten op Kreta. Na 11 dagen zware strijd bezetten ze het hele eiland en op 1 juni 1941 valt Griekenland.