Op 29 april 1942 kondigen de nazi’s een nieuwe vernedering voor de Joodse Nederlanders aan. Vanaf 3 mei moeten zij een herkenningsteken dragen: een zespuntige gele Davidster met in het midden het woord ‘Jood’.
Door de ster zijn mensen als Jood op straat te herkennen. De Duitse bezetter wil hiermee Joden verder afzonderen van de niet-Joodse Nederlanders. Het niet dragen van de ster wordt streng bestraft. Je kan ervoor naar een concentratiekamp gestuurd worden.
De Joodse Raad krijgt de opdracht in drie dagen de sterren te verspreiden onder de Joodse Nederlanders. Zij zijn verplicht vier sterren per persoon te kopen voor vier cent per stuk. Kinderen vanaf 6 jaar moeten hem al dragen. In totaal worden 569.355 Jodensterren verspreid.
Sommige Joden dragen de ster met trots, veel anderen ervaren het als een vernedering. Ook onder niet-Joodse Nederlanders maakt de nieuwe maatregel wat los. Er zijn mensen die protesteren door een zelfgemaakte ster met ‘katholiek’ of ‘ariër’ te dragen. Anderen groeten Joden op straat of staan hun zitplek in de tram af. Maar na enige tijd neemt de verontwaardiging af en groeit de kloof tussen Joden en niet-Joden.