Op 10 december 1948 aanvaardt de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. De ondertekenaars erkennen hiermee het bestaan van mensenrechten die voor iedereen gelden.
De Universele Verklaring is een reactie op de nazimisdaden. Om de vrijheid van mensen te respecteren en garanderen zijn bepaalde rechten nodig. Zo staat er in de verklaring dat mensen gelijke rechten hebben, ongeacht hun afkomst. Discriminatie is dus verboden. Ook hebben mensen het recht op vrijheid van meningsuiting, mogen ze zelf hun godsdienst bepalen en hebben ze recht op onafhankelijke rechtspraak. Andere rechten zijn sociaal-economisch van aard. Dit zijn onder meer het recht op arbeid en onderwijs en het recht op een eigen cultuur.
De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens geldt nog steeds als een algemene morele standaard en is de basis voor organisaties die zich inzetten voor mensenrechten.