Tegelijk met Margot Frank worden in juli 1942 ongeveer 4000 Joden opgeroepen om zich te melden voor “werkverruiming onder politietoezicht”, met andere woorden: dwangarbeid.
Net als bij de familie Frank krijgen soms alleen kinderen een oproep. Veel mensen vertrouwen dit niet en melden zich niet aan. De Duitse politie reageert hierop met razzia’s in Amsterdam-Zuid en het Centrum op 14 juli. Er worden ongeveer 700 mensen opgepakt. Ze komen weer vrij als na een paar dagen 200 mensen zich alsnog hebben aangemeld.
De volgende dag vertrekt de eerste trein, met 962 Joden, van het Centraal Station in Amsterdam naar het doorgangskamp Westerbork. Diezelfde dag rijdt de eerste trein van Westerbork naar concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz met 1137 Joden. De week hierna rijden nog twee treinen naar het doorgangskamp. De hele maand juli rijden er treinen met duizenden Joden van Westerbork naar Auschwitz.
Omdat steeds te weinig mensen zich aan de oproepen houden en voor deportatie aanmelden houden de nazi’s razzia’s om extra mensen op te pakken. Ze zetten straten af, arresteren mensen op straat en halen ze van huis op. Ook dreigen ze mensen die zich niet melden naar het beruchte concentratiekamp Mauthausen te sturen, wat als een doodvonnis wordt gezien. Later krijgen de Duitsers hulp van de Amsterdamse politie bij het ophalen van de Joden uit hun huizen.