Op 9 november houden nazi’s door heel Duitsland, Oostenrijk en Sudetenland (in huidig Tsjechië) acties tegen Joden. Ze vernederen Joden in optochten, mishandelen hen en zetten ze gevangen in concentratiekampen. Ook vernielen ze Joodse bezittingen. Zo’n gewelddadige aanval op Joden heet een pogrom.
Kristallnacht laat zien: voor Joden is in Duitsland geen toekomst
9 november 1938 Duitsland
Door de vele gebroken ruiten krijgt deze pogrom de naam “Kristallnacht”. Synagogen worden in brand gestoken en de brandweer mag de branden niet blussen. De Joden moeten zelf de schade betalen en krijgen van de regering een gezamenlijke boete van 1 miljard Reichsmark opgelegd.
De directe aanleiding voor Kristallnacht is de moord op een Duitse diplomaat in Parijs door Herschel Grynszpan. Hij wreekt hiermee de slechte behandeling van zijn familie, Poolse Joden die 27 jaar in Duitsland hebben gewoond en door de Gestapo (de geheime Duitse politie) naar Polen zijn uitgezet.
Kristallnacht laat zien hoe de Jodenhaat van de nazi’s in het land nu helemaal omslaat in agressie en vervolging - en dat bijna niemand een hand uitsteekt om de Joden te helpen.