In 1963 begint in de DDR (Duitse Democratische Republiek of Oost-Duitsland) een proces tegen Hans Globke, de hoogste ambtenaar uit de West-Duitse regering. Globke werkte in de jaren dertig als jurist aan naziwetten, die Hitler meer macht gaven of Joden discrimineerden. Hij was in 1935 betrokken bij het opstellen van de Rassenwetten van Neurenberg, die van de Duitse Joden officieel tweederangsburgers maakten.
Tijdens het proces wordt Globke schuldig verklaard en in afwezigheid veroordeeld tot een levenslange tuchthuisstraf. Omdat hij niet in de DDR woont en West-Duitsland het proces niet erkent, wordt hij niet uitgeleverd en blijft hij adviseur van bondskanselier Konrad Adenauer.
Globke is nooit lid geweest van de NSDAP. Hij beweert bij een verzetsgroep te hebben gezeten en met zijn medewerking aan de Rassenwetten ‘erger te hebben voorkomen’. Daar zijn twijfels over, maar hij werd kort na de oorlog niet veroordeeld. Net als veel andere ambtenaren uit de nazitijd, oud-nazi's en meelopers meegerekend, ging hij na de oorlog werken voor de nieuwe Duitse regering. Duitsland had namelijk behoefte aan ervaren ambtenaren. Maar daardoor werden nazimisdaden niet altijd vervolgd. Globke maakte snel carrière in de nieuwe regering. Ten tijde van het proces is hij secretaris-generaal van de Bondskanselier en hoofd van een geheime dienst.
Het proces dat de DDR tegen Globke voert, is een showproces. De Oost-Duitse regering wil de West-Duitse regering in verlegenheid brengen. Ze kan zo laten zien dat de DDR het ‘goede’, ‘anti-fascistische’ Duitsland vertegenwoordigt, terwijl in West-Duitsland nazi’s in de regering zitten. Maar in werkelijkheid zijn er ook in Oost-Duitsland voormalige nazi’s op allerlei posities in de overheid, het onderwijs en de geheime dienst teruggekeerd.