Op 28 maart 1944 horen de onderduikers in het Achterhuis op Radio Oranje een oproep van de Nederlandse minister Bolkestein. Hij is lid van de Nederlandse regering die in 1940 naar Londen (Groot-Brittannië) is gevlucht.
Bolkestein vraagt de Nederlanders om papieren te bewaren, die na de oorlog duidelijk maken wat zij tijdens de Duitse bezetting allemaal hebben meegemaakt. Zoals brieven, dagboeken, of toespraken. Dat brengt Anne op een idee: ze wil na de oorlog een boek uitgeven over haar tijd in de schuilplaats. Een titel heeft ze ook al: Het Achterhuis. Maar ze twijfelt ook wel eens en ze schrijft een paar weken later vol zelfkritiek:
‘Ik geloof beslist Kit, dat ik vandaag een beetje getikt ben en ik weet toch niet waarom. Alles staat hier door elkaar, geen verband valt er te bespeuren en ik twijfel er soms ernstig aan, of later iemand mijn gedaas zal interesseren.
“De ontboezemingen van een lelijk jong eendje”, wordt dan de titel van al de onzin; mijnheer Bolkestein of Gerbrandy (Nederlandse ministers) zullen aan mijn dagboeken heus niet zoveel hebben.
je Anne M. Frank.’
[14 april 1944]